Denk je dan je klasgenootje meer mag dan jij? Of heeft je broer of zus mooier speelgoed? Of mag je broer veel langer opblijven? Of mag je zus veel meer doen? Soms is dat echt zo. Soms denk je dat alleen maar, dan ben je jaloers. Je kan ook jaloers zijn omdat je Downsyndroom hebt. Dat is soms lastig.
Ben je verdrietig of boos omdat anderen meer mogen dan jij? Of omdat ze meer hebben dan jij? Iedereen is wel eens jaloers. Maar je schiet er niets mee op. Omdat jij Downsyndroom hebt, is er wel vaak een verschil tussen jou en anderen. Jij mag bijvoorbeeld niet alleen boodschappen doen. En dat wil je misschien wel. Jaloers zijn helpt dan niet. Je kan er wel over praten met je ouders. Je kan samen overleggen. Wat wil je graag kunnen? En hoe ga je dat dan leren? Je kan heel veel leren. Leren duurt lang. Leren doe je in stapjes. Bedenk samen met je ouders of je juf of meester een goed plan.
Kijk eerst naar wat je wel hebt. En naar wat je wel kan. Misschien mag jij wel iets wat een ander niet mag. Of kan jij iets wat een ander niet kan. Als jij iets nog niet kan en dat wil je wel leren. Praat met je ouders. Vertel wat je wil leren. Je ouders kunnen met jou een plan maken om het te leren. Of je ouders zeggen dat jij dat niet kan leren. Omdat je Downsyndroom hebt. Dat is moeilijk. Maar je kan wel bedenken wat je dan wel kan. Er is echt genoeg dat je wel kan. Sommige dingen kan je vanzelf. Andere dingen moet je lang voor oefenen.