Soms vind je zelf dat je anders bent dan anderen. Soms denken anderen dat jij anders bent.
Je hebt Downsyndroom. Meestal vind je dat heel gewoon. Je bent zo geboren. Soms voelt het anders. Mensen kijken misschien naar je. Of mensen zeggen iets tegen je dat je niet fijn vindt.
Het is belangrijk dat jij weet dat iedereen er anders uitziet. Dat is gewoon zo. Je kan gewoon trots zijn op je uiterlijk. Andere mensen hebben misschien een heel grote neus of zo. Daar zeggen anderen ook wel eens wat van. Dat vinden ze dan ook niet leuk, net als jij.
Downsyndroom is geen griep of zo. Je hebt het al als je geboren wordt. Alle kinderen met Downsyndroom zijn verschillend. Je lijkt gewoon op je vader en moeder en op je broers en zussen. Net als alle kinderen.
Je hebt meestal meer tijd en hulp nodig bij leren. Leren gaat beter als je de dingen ziet op plaatsjes of als woorden/ zinnen.
Sommige kinderen gaan naar een gewone school. Sommige naar een speciale school.
Later heb je hulp nodig bij wonen en werken. Sommige hebben hulp nodig bij wassen, of eten koken. Anderen hebben bij veel dingen hulp nodig. Dat kan allemaal.
Als je Downsyndroom hebt, leer je op een andere manier. Je moet veel oefenen. Je hebt soms hulp van anderen nodig. Er zijn dingen waar je goed in bent. Er zijn dingen die je niet kan. Dat is voor iedereen zo.
Op school krijg je vaak meer hulp. Of je gaat naar een andere school dan de kinderen uit je buurt. Als iedereen zijn best doet, kan je heel veel leren. Je leert ook later nog.
Vertel aan je ouders en de juf of meester wat je graag allemaal zou willen leren. Dan kunnen zij je daarbij helpen.
Bijvoorbeeld zelf boodschappen doen. Je moet dan leren om zelf de weg te vinden. Om goed op te letten in het verkeer. Om boodschappen te zoeken. Om te betalen. Dat zijn heel veel verschillende dingen. Samen met anderen kan je een plan maken om een voor een al die dingen te oefenen.
Soms wil je alles kunnen net als alle anderen. Maar soms lukt dat niet. Je wilt graag bij je al je kinderen horen. Maar zij willen niet met jou om gaan. Dat is dan moeilijk.
Je kan wel leren, maar langzamer. Je hebt vaak hulp nodig. Dat is niet altijd leuk. Maar je leert er wel weer van. Je moet veel meer oefenen dan andere kinderen. Pffff, dat is niet leuk. Maar zo leer je wel. En daar mag je trots op zijn!
Soms vind je het stom dat anderen zien dat je Downsyndroom hebt. Bedenk dat je aan iedereen wel wat kan zien. En aan de buitenkant kan je niet zien hoe aardig of grappig jij bent.
Soms vind je het stom dat je dingen moeilijk vindt. Bedenk dat iedereen wel iets heeft dat hij moeilijk vindt. Dan moet je vaker oefenen. Of heb je altijd hulp nodig. Er zijn ook dingen die jij zelf goed kan, zonder hulp. Denk eens aan die dingen. En wees trots op jezelf. Andere mensen vinden het helemaal niet erg dat ze even moeten helpen. Jij moet iemand anders vast ook wel eens helpen.
Soms is het lastig dat anderen je niet goed verstaan. Je moet dan vaak herhalen. Dat is stom. Maar het is wel belangrijk dat ze gaan begrijpen wat je zegt. Soms helpt het als je rustig praat en als je wat harder praat. Want hard praten helpt bij het duidelijk uitspreken van woorden.
Soms wil je alles kunnen net als alle anderen. Maar soms lukt dat niet. Je wilt graag bij je "gewone" vrienden horen. Maar zij willen niet met jou om gaan. Dat is dan moeilijk. Praat erover met je vader of moeder. Of met je broer of zus.
Niemand kan alles! Jij kan sommige dingen heel goed. En sommige dingen vind je moeilijk. Bedenk dat iedereen dat heeft.
Bedenk dat iedereen anders is. Niemand is gelijk.
Bedenk dat het belangrijk is dat je leuke dingen doet. Het is nooit belangrijk hoe je eruit ziet.
Als anderen je plagen omdat je er anders uit ziet, is dat niet leuk. Je mag hiervan balen. Zeg het wel tegen de juf, meester, vader of moeder. Zij kunnen je helpen. Misschien krijg je wel tips hoe je hiermee om kan gaan.
Ga in ieder geval nooit vechten of slaan. Dat is echt nooit verstandig. Zeg wel dat ze moeten stoppen. Misschien helpt het niet, maar de pesters moeten wel een keer horen dat ze moeten stoppen.
Natuurlijk is het niet leuk als anderen iets onaardigs zeggen. Je kan gewoon terug zeggen dat je dat niet leuk vindt. Als anderen schelden, zeg je ook dat je dat niet leuk vindt. Als anderen blijven schelden, vraag dan hulp van je ouders of juf of meester. Schelden mag niet.
Soms zeggen anderen iets dat jij niet leuk vindt. Maar dan bedoelen ze het niet boos of naar. Dan zeg je gewoon dat je het niet leuk vind, wat ze zeggen. Dan kan de ander daar rekening mee houden.
Soms schelden mensen met het woord "mongool". Dat is een naar scheldwoord. Dan mag je heel hard terugroepen: "dat is een naar woord. Stop, hou op!"
Bedenk zelf dat jij gewoon een leuke jongen of een leuk meisje bent. En dat degene die scheld echt heel dom bezig is.